2. Wij bouwen aan onze naamsbekendheid door activiteiten te ontplooien op het gebied van duurzame hulp aan Maluku.
3. Wij vragen continu commitment van onze achterban.
4. Wij zetten activiteiten op die gericht zijn op duurzame hulp.” nd_options_link=”|||” nd_options_title_size=”25″ nd_options_description_size=”14″ nd_options_link_size=”13″][nd_options_spacer nd_options_height=”70″]
1. De doelen van de stichting, zoals omschreven in artikel 2 van de statuten, onderschrijven;
2. voldoen aan de toelatingscriteria zoals vermeld in het organisatiereglement en door het bestuur van de stichting zijn aangemerkt als deelnemende organisatie; en
3. zich houden aan de afspraken zoals vermeld in de statuten en in het organisatiereglement. Nadere regels omtrent de toelating, handhaving en beëindiging van het deelnemerschap van een deelnemende organisatie zijn opgenomen in het organisatiereglement.
Organisaties die, additioneel aan de capaciteiten van de deelnemende organisaties, een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de hulpverlening aan slachtoffers van een humanitaire ramp kunnen door het bestuur worden aangemerkt als gastdeelnemer. Nadere regels omtrent de toelating, handhaving en beëindiging van het gast deelnemerschap zijn opgenomen in het organisatiereglement.” nd_options_link=”|||” nd_options_title_size=”25″ nd_options_description_size=”14″ nd_options_link_size=”13″ nd_options_title=”Deelnemende organisaties”][nd_options_spacer nd_options_height=”40″]
Het bestuur streeft er naar de beheerkosten van de stichting in redelijke verhouding te doen staan tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de stichting. De bestuurder is belast met de uitvoering en de realisatie van de in het meerjarenbeleidsplan opgenomen programma’s en activiteiten.
De stichting vermeldt in haar financiële administratie het doel waarvoor het vermogen wordt aangehouden, alsmede een motivering voor de omvang van dat vermogen. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat van baten en lasten op te maken.
Het bestuur stelt een registeraccountant aan ter controle van de jaarstukken. De jaarverslaggeving dient te zijn ingericht overeenkomstig de ‘Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen’. De bestuurder laat de jaarstukken onderzoeken door een accountant. De accountant brengt aan het bestuur verslag uit over zijn bevindingen. Het bestuur is verplicht de in de leden 2 en 5 vermelde bescheiden zeven jaar te bewaren.” nd_options_link=”|||” nd_options_title_size=”25″ nd_options_description_size=”14″ nd_options_link_size=”13″ nd_options_title=”Meerjarenbeleidsplan en bijbehorende begroting”][nd_options_spacer nd_options_height=”40″]